• 8 op 10 bedrijven plannen investeringen komende 12 maanden
  • Ook gebrek aan personeel, toenemende administratieve overlast en te lange vergunningsprocedures zetten duidelijke rem op investeringsplannen.
  • Productiviteit, groeiambitie, digitalisering en innovatie sterkste drijfveren
  • Investeringen creëren extra jobs in 1 op 5 bedrijven
  • 7 op 10 bedrijven zien voordelen in artificiële intelligentie, 4 op 10 zet al op in
  • Digitalisering en automatisering gezien als oplossing voor arbeidsmarktkrapte
  • Meer dan 8 op 10 vragen steunmaatregelen voor loonkostvermindering
  • Gevaar op delokalisatie bij 1 op 3 productiebedrijven en grote bedrijven

De zware loonkost in ons land is voor 6 op 10 Limburgse bedrijven dé voornaamste concurrentiehandicap die investeringen het meeste onder druk zet. Ook de onzekere economische toestand, de toenemende administratieve overlast en de krapte op de arbeidsmarkt blijven vandaag belangrijke obstakels om (meer) te investeren. In de productiesector en bij grote bedrijven overweegt niet minder dan 1 op 3 minstens een gedeeltelijke delokalisatie van de huidige activiteiten of reeds geplande investeringen naar het buitenland. Naast de hogergenoemde problemen zetten namelijk ook te lange vergunningsprocedures, starre arbeidsregelgeving en voor grote industriespelers zeker ook hogere energiekosten een rem op investeringsplannen. Dit blijkt uit het intussen al negende investeringsrapport van ondernemersorganisaties UNIZO Limburg en VKW Limburg.

Desalniettemin handhaaft het Limburgs bedrijfsleven voor 2024 een hoog investeringsritme: meer dan 8 op 10 bedrijven hebben bepaalde investeringsplannen in de komende 12 maanden. Binnen deze groep zal 1 op 4 meer investeren in vergelijking met vorig jaar. Bij een even grote groep wordt er ten opzichte van vorig jaar echter minder geïnvesteerd. In de productiesector ligt het investeringsritme veruit het hoogst, in meer dan 9 op 10 bedrijven, maar is er een overschot aan bedrijven die qua grootteorde minder zullen investeren, net zo al in de bouw en de detailhandel. Qua investeringssaldo vinden we in de groothandel en de dienstensector daarentegen meer bedrijven die op investeringsvlak nog willen bijbenen. Volgens grootte vinden we de hoogste investeringssaldi bij de KMO’s tussen 10 en 100 werknemers. Maar komend jaar zal ook 1 op 5 bedrijven zeker géén investeringen doen. In de detailhandel zullen of kunnen 3 op 10 niét investeren.

Het verhogen van productiviteit en efficiëntie, groeiambitie en digitalisering zijn de belangrijkste impulsen voor Limburgse bedrijven om meer en sneller te investeren. Ook innovatie en duurzaamheid zijn belangrijke investeringsprikkels. De investeringslijst is in elk geval lang: opleidingen, marketing, software en digitale applicaties worden het vaakst vermeld, daarna volgen hardware, innovatie, machines, strategie en rollend materieel. 7 op 10 Limburgse bedrijven geloven er alvast in dat artificiële intelligentie hun bedrijf kan helpen om producten, diensten of processen te optimaliseren. Reeds (of nog maar?) 4 op 10 bedrijven investeren vandaag in AI, vooral in de dienstensector en groothandel.

Bij 1 op 5 bedrijven die investeren worden hierdoor ook bijkomende jobs gecreëerd. Om de concurrentiehandicap op het vlak van loonkost alvast deels te tackelen, vinden meer dan 8 op 10 bedrijven steunmaatregelen van de overheid voor een loonkostvermindering noodzakelijk om als bedrijf (extra) te investeren. Bijna 4 op 10 hebben ook nood aan opleidingssubsidies. Om ook de arbeidsmarktkrapte aan te kunnen pakken, zien 2 op 3 bedrijven vooral heil in meer digitalisering en automatisering.

Bart Lodewyckx, gedelegeerd bestuurder UNIZO Limburg:Met meer dan 8 op 10 investerende bedrijven zit het investeringsritme in Limburg op een hoog niveau. Chapeau! Doe het ze maar eens na. Zeker in het licht – of beter gezegd de schaduw – van een onzekere economische toestand, te hoge fiscale en sociale lasten, administratieve overlast en te lange vergunningsprocedures. Het gewicht van deze obstakels neemt toe ten opzichte van onze vorige peiling, en remt Limburgse bedrijven af om (nog meer) te investeren.

De loonkostexplosie door de automatische indexering in de voorbije jaren versterkt ook het belang van de zware loonkost in ons land als dé voornaamste concurrentiehandicap die de investeringen het meeste onder druk zet. De Belgische loonkosten zijn op vijf jaar tijd met 20 procent gestegen, waarvan 13 procent in de afgelopen twee jaar. We zijn, naast Luxemburg en Cyprus, nog het enige land in Europa waar wordt vastgehouden aan automatische loonindexering. Het is tijd om dat taboe te doorbreken. Daarom blijft UNIZO bij haar standpunt dat het systeem van automatische indexering moet worden afgeschaft. De kern van het probleem zit hem in het automatisme en niet zozeer in de koppeling van de lonen aan een index. Een afschaffing van het automatisme wil dus ook niet zeggen dat lonen niet meer aangepast kunnen worden in functie van de evolutie van consumptieprijzen. Alleen dient dat voortaan onderdeel te zijn van overleg en onderhandeling, zoals het geval is in de rest van Europa.

Niet alleen betalen onze ondernemers de hoogste loonkost, ook de werknemers houden er het minst van over. Aan beide kanten moet worden ingegrepen. We hebben dus ook nood aan een grondige fiscale hervorming, waarbij wie werkt meer beloond wordt.

Met haar grote investeringshonger geeft het Limburgs bedrijfsleven alvast het goede voorbeeld om zichzelf te vernieuwen en klaar te stomen voor de toekomst. Hoog tijd dus dat het beleid in ons land zich ook vernieuwt. Door in de eerste plaats te werken aan een nieuw model van loonvorming, in plaats van krampachtig vast te houden aan een systeem met alleen maar lasten - en geen lusten - voor ondernemers.”

 

Ruben Lemmens, gedelegeerd bestuurder VKW Limburg:Onze Limburgse bedrijven blijven ondanks de vele obstakels vol vertrouwen naar de toekomst kijken.  Ze blijven volop investeren, maar worden er helaas wel toe gedwongen om dit met de handrem op te doen en dienen zo helaas heel wat kansen en opportuniteiten te moeten laten schieten. Door ondernemers te belemmeren in hun ambitie en ondernemingszin, laten we als samenleving en als regio veel kansen en welvaart liggen. Tijd dus voor daadkracht om terug ruimte te geven aan die ambitie.

De grote loonkostenhandicap staat hierbij als voornaamste prioriteit centraal als we daaraan iets willen veranderen. Vooral voor bedrijven in de industriële sector van onze economie vormen de blijvend hoge energiekosten en -belastingen ten opzichte van concurrenten in binnen- en buitenland een serieuze rem op nieuwe investeringen. Daarnaast worden bedrijven geconfronteerd met een groeiende last aan administratieve verplichtingen, die hand over hand toenemen. Nieuwe regels, rapportages, plannen en andere verplichtingen worden opgelegd, vaak onwerkbaar, zoals recentelijk de overbodige Federal Learning Account en gewijzigde berekeningsregels voor bedrijven met ploegendiensten, evenals de terugbetaling van thuislaadkosten voor werknemers. Deze situatie is onhoudbaar en moet dringend worden aangepakt.

 

Concrete investeringsplannen bij 8 op 10 Limburgse ondernemingen

Vier op de vijf ondernemingen in Limburg (83%) hebben concrete investeringsplannen in de komende 12 maanden. Een jaar geleden was dit 77%.  

Binnen de groep investerende bedrijven is het aandeel bedrijven dat aangeeft meer te gaan investeren dan vorig jaar even groot als de groep die in het komend jaar minder zal investeren in vergelijking met vorig jaar (telkens 26%). Zo houden de meer en minder investerende bedrijven elkaar via een nulsaldo in evenwicht. Vorig jaar was dit saldo met +10% echter nog duidelijk positief.

 

In de productiesector en groothandel ligt de investeringsplanning het hoogst, meer dan 9 op 10 bedrijven zullen investeren. In de groothandel groeit het aantal investerende bedrijven het sterkst: van 78% naar 93%. In de detailhandel is de investeringsbereidheid het laagst, met toch nog 7 op 10 handelaars met investeringsplannen. In de detailhandel, de bouw en ook de productiesector vinden we negatieve investeringssaldi (zijnde het verschil tussen de meer en de minder investerende bedrijven). In de dienstensector en groothandel vinden we meer bedrijven die op investeringsvlak willen bijbenen.

 

De investeringsplannen nemen traditioneel toe met de grootte van het bedrijf: van 6 op 10 investerende bedrijven met minder dan 5 werknemers, tot 98% bij de bedrijven met meer dan 250 werknemers. Bij de KMO’s tussen 10 en 100 werknemers vinden we de hoogste investeringssaldi, van +10% tot +21%.

 

1 op de 6 bedrijven (17%) investeert zeker niét in het komende jaar. In de detailhandel zullen 3 op 10 niet investeren. Bij de kleinste bedrijven investeren bijna 4 op 10 zeker niet (meer) in het komende jaar.

Digitale applicaties, software en hardware bovenaan op investeringslijst

Investeringen in (im)materiële vaste activa gebeuren vooral in software en digitale applicaties (bij 2 op 3 bedrijven, vooral uitbreidingsinvesteringen), ICT-infrastructuur (meer dan 6 op 10, vooral vervangingsinvesteringen), machines (6 op 10, vervangingen) en het wagenpark (1 op 2, vervangingen)

Qua baksteen in de maag zijn er nog investeringen in gebouwen op de huidige locatie (bij 3 op 10), in bijkomende locaties (bij 1 op 7) en/of in een nieuwe locatie/verhuis (1 op 7).

 

1 op de 4 bedrijven kijkt actief uit naar overname-opportuniteiten. In de groothandel zijn dit 4 op 10, in de detailhandel 1 op 10. Bij grote bedrijven kijken eveneens 4 op 10 uit naar mogelijke overnames.

Ook opleiding, marketing, innovatie en strategie in investeringsbudgetten

Naast de opgesomde activa, investeert het Limburgs bedrijfsleven ook in heel wat andere uiteenlopende domeinen: in vorming en opleiding (globaal 85% van de Limburgse bedrijven, meer dan 9 op 10 in de productie en groothandel), marketing en communicatie (7 op 10), personeelscapaciteit (6 op 10) en innovatie en nieuwe business modellen (6 op 10, maar liefst bij 8 op 10 in de productiesector).

Investeren in strategievorming staat bij meer dan de helft (55%) in de agenda, en internationalisering sluit het rijtje af voor gemiddeld 4 op 10 investerende Limburgse bedrijven (voor 7 op 10 productiebedrijven).

Investeringen als motor voor bijkomende jobs in 1 op 5 bedrijven

 

In 1 op de 5 bedrijven die investeren in wordt hierdoor bijkomende tewerkstelling gecreëerd. Dit cijfer ligt in dezelfde lijn als vorig jaar, maar wel lager dan de eerdere peilingen, toen telkens 3 op 10 bedrijven aangaven te investeren én aan te werven.

Bij 2 op 3 blijft het personeelsbestand status quo na – of net dankzij – de investeringen.

 

Van de aanwervende bedrijven waagt ongeveer 1 op 5 zich niet aan een raming voor het aantal extra jobs. Bij de bedrijven die er wel een cijfer op kunnen of willen plakken, gaat het in 2 op de 3 gevallen (65%) om minder dan 5 bijkomende jobs. In nog eens 3 op 10 bedrijven (30%) is er een geschatte aangroei van 6 tot 20 werknemers, en in 4% van de investerende bedrijven wordt gemikt op een creatie van meer dan 20 extra arbeidsplaatsen.

De investerende bedrijven in onze peiling maken samen een raming van afgerond 565 bijkomende jobs dankzij de voorziene investeringen. Opgelet: dit is slechts een indicatief cijfer, op basis van de eigen raming van de respondenten, dat niet kan worden geëxtrapoleerd.

Productiviteit, groeiambities, digitalisering en innovatie sterkste impulsen om te investeren in 2024. Artificiële intelligentie is toekomst volgens 7 op 10 bedrijven.

Het verhogen van productiviteit en/of efficiëntie wordt als meest doorslaggevende reden genoemd om te investeren, voor bijna 2 op 3 Limburgse investerende bedrijven.

 

Komen daarna aan bod:

  • Groeiambitie: voor meer dan 1 op 2 (vorig jaar 6 op 10).
  • Inzetten op digitalisering & automatisering: voor 1 op 2 (status quo).
  • Inzetten op innovatie: voor 4 op 10 bedrijven (sterke groeier, vorig jaar 3 op 10).
  • Duurzaamheidsdoelstellingen realiseren: voor 1 op 3 (status quo).
  • Specifieke opportuniteiten in de markt of voor het bedrijf: voor 1 op 4 (vorig jaar 1 op 5).

7 op 10 Limburgse bedrijven geloven er alvast in dat artificiële intelligentie (AI) hun bedrijf kan helpen om producten, diensten of bedrijfsprocessen te optimaliseren. Vorig jaar was dit 60%. In de dienstensector (86%) en groothandel (79%) ligt dit geloof nog hoger, in de detailhandel (43%) en bouw (51%) wat lager.

Daartegenover staat echter dat effectief in AI investeren vandaag nog (maar) voor 4 op 10 een belangrijk speerpunt is. In de groothandel en dienstensector gaat al de meeste aandacht naar artificiële intelligentie (telkens bij 6 op 10 bedrijven), in de bouwsector en detailhandel de minste (telkens ca 1 op 4).  

Loonkostvermindering noodzakelijk om investeringen te stimuleren

Gevraagd naar het belang van steunmaatregelen of subsidies om (meer) te investeren, verwachten meer dan 8 op 10 respondenten een tegemoetkoming vanuit de overheid op het vlak van een loonkostvermindering (via een gedeeltelijke vrijstelling van de bedrijfsvoorheffing of andere maatregelen). De voorbije jaren stond dit ook al afgetekend op de eerste plaats, maar het aandeel van dit antwoord neemt jaar na jaar toe: van 75% in 2022 naar 83% nu. Duidelijk een erfenis van de loonkostexplosie door de automatische indexering. Voor bijna 4 op 10 (39%, vorig jaar 47%) is ook steun voor opleidingen gewenst.

Subsidies voor innovatie en milieu-investeringen worden telkens door 3 op 10 bedrijven genoemd. Daarna volgen steun voor digitale transformatie (voor 1 op 4), investeringssteun (1 op 5), steun voor strategie/groei (1 op 5), circulair ondernemen (1 op 6), strategische transformatiesteun (1 op 6) en internationalisering (1 op 10, maar voor 1 op 4 bij de internationale groeiers).

Onzekere economische toestand, te hoge lasten en personeelstekort belangrijkste obstakels om (meer) te investeren. Administratieve overlast en te lange vergunningsprocedures nemen toe als storende factor.

an alle respondenten - zowel de investerende als de niet-investerende bedrijven - werd gevraagd wat hen ervan weerhoudt om (meer) te investeren.

De onzekere economische toestand stijgt als voornaamste obstakel naar de eerste plaats, globaal vernoemd door 1 op 2 bedrijven (komend van 40% vorig jaar). In de groothandel en productiesector wordt dit obstakel nog vaker vernoemd.

In historisch perspectief: in 2015 werd de onzekere economische toestand als obstakel door 56% van de respondenten vernoemd, in 2018 nog maar door 18%.

 

Ook te hoge fiscale en sociale lasten stijgen als obstakel en worden door meer dan 4 op 10 respondenten genoemd (van 34% vorig jaar naar 43% nu. De doorgerekende inflatie van 2022-2023 is duidelijk voelbaar). Bij de bedrijven die meer gaan investeren in het komende jaar, wordt dit zelfs vermeld door 55%.

 

De top 3 wordt afgesloten door het (niet) vinden van geschikt personeel, door 1 op 3 bedrijven als obstakel vernoemd. Bij de investerende bedrijven en in de bouwsector is het gebrek aan personeel voor 1 op 2 een obstakel.

Voor telkens 1 op 4 bedrijven een obstakel: administratieve overlast (gestegen, vernoemd door 4 op 10 van de investerende en dus ervaringsdeskundige bedrijven), onvoldoende eigen middelen/kapitaal (status quo, voor 1 op 3 in de detailhandel) en sterk gestegen investeringskosten door inflatie en de toegenomen bouw- en materiaalkosten (nieuwe antwoordoptie, bij de groothandel en de bedrijven die meer gaan investeren is dit 40%).

En voor nog eens 1 op 5 bedrijven: te lange vergunningsprocedures (gestegen ten opzichte van de 1 op 10 vorig jaar, maar voor 1 op 4 van de bedrijven die meer of evenveel gaan investeren) en rechtszonzekerheid (wijzigende regels, onbetrouwbare binnenlandse politiek - status quo voor 18%);

Geopolitieke conflicten en/of internationale spanningen stijgen terug licht voor 1 op 7 bedrijven. In de groothandel (42%!) en productie (22%) weegt het nog zwaarder door.

 2 op 3 bedrijven zit de oplossing voor de krapte op de arbeidsmarkt in het (nog) meer inzetten op automatisering en digitalisering. Vorig jaar waren dit er 6 op 10. Vooral in  de groothandel (bijna 9 op 10) en productiesector (8 op 10) is men hier sterk van overtuigd.

Zware loonkost voornaamste concurrentiehandicap voor 6 op 10 ondernemingen. Ook zware administratieve lasten en starre arbeidsregelgeving wegen door. 1 op 6 Limburgse bedrijven overweegt delokalisatie.

Ook al is de lijst van obstakels al lang genoeg, toch werd bij de respondenten ook gepeild welke concurrentiehandicap de investeringen in hun bedrijf vandaag het meest onder druk zet. Hierbij mocht slechts 1 antwoord aangeduid worden.

Maar liefst 6 op 10 ondernemers wijzen resoluut naar de hogere loonkosten. In de productiesector is dit zelfs 7 op 10.

Voor telkens voor 1 op 10 zijn dé grootste concurrentiehandicaps daarentegen de zwaardere administratieve lasten in ons land (in de groothandel zelfs voor 1 op 4, in de bouwsector bij 1 op 6) en de veel meer verstarde arbeidsregelgeving (in de groothandel voor 15%).

 

Daarna volgen: hogere energieprijzen (7% gemiddeld, maar voor dubbel zoveel in de productiesector (13%), moeilijkere vergunningen (6% globaal, maar voor 12% van de bouwbedrijven) en een hogere rechtsonzekerheid (9% in de bouw, 3% gemiddeld).

In het licht van de bovenstaande concurrentiehandicaps, overweegt 1 op 6 Limburgse ondernemingen (18%) een delokalisatie van minstens een gedeelte van de huidige activiteiten of reeds geplande investeringen naar het buitenland.

Het gevaar op een delokalisatie is het grootst bij productiebedrijven (bij 33%) en neemt toe met de grootte van het bedrijf: tot 28% vanaf 50 werknemers en 33% bij de grootste bedrijven met meer dan 250 werknemers.

Yves Houben
Yves Houben
Belangenbehartiging: adviseur
Vicky Thoelen
PR & Communicatie, Events: manager