Tarief roerende voorheffing naar 30%: het tarief van de roerende voorheffing stijgt vanaf 1 januari 2017 van 27% naar 30%. Vanaf die dag zal u op intresten, dividenden en ook inkoop- en liquidatieboni waarop het bestaande tarief van 27% van toepassing is, dus 30% roerende voorheffing betalen.
Een veelgebruikte techniek om roerende voorheffing te ontwijken is de inbreng van aandelen van een exploitatievennootschap in een holdingvennootschap, gevolgd door:
a) de opstroom van dividenden vanuit de exploitatievennootschap naar de holding;
b) een kapitaalvermindering in de holding.
Op die manier worden gelden uit de exploitatievennootschap gehaald aan 1,69 %.
Hier zullen enerzijds gerichte controles op gedaan worden en anderzijds zal voor de vanaf 1/1/2017 gedane inbrengen deze situatie worden aangepakt door een aanpassing van de wetgeving.
Zowel in de vennootschapsbelasting als in de rechtspersonenbelasting (vzw’s), wordt het percentage van het voordeel alle aard dat aan de verworpen uitgaven moet worden toegevoegd, verhoogd van 17% naar 40%, indien er samen met de wagen ook een tankkaart ter beschikking wordt gesteld.
De CO2 coëfficiënt daalt opnieuw, waardoor het belastbaar voordeel (voordeel alle aard) op bedrijfswagens van werknemers en bedrijfsleiders toeneemt. De belasting op bedrijfswagens zal voor de gebruikers daarvan dus toenemen.
► Alle info over voordeel alle aard bedrijfswagens vindt u hier.
Tot nu toe kon de vennootschap of de rechtspersoon die een wagen (al dan niet met tankkaart) ter beschikking stelde, de eigen bijdrage van de gebruiker aftrekken van het voordeel alle aard. Op die manier verminderde het bedrag waarop de 17% verworpen uitgave berekend moest worden.
Vanaf 1 januari 2017 zal de 17% verworpen uitgave (40% in geval er samen met de wagen ook een tankkaart gegeven wordt) altijd worden berekend op het volledige bedrag van het voordeel alle aard. De eigen bijdrage van de gebruiker mag dus niet meer in mindering gebracht worden.
Dit systeem komt in de plaats van de vroegere octrooiaftrek die gebaseerd was op de bruto-inkomsten die bedrijven via octrooien genereren. Dat regime voorzag in een fiscale aftrek van 80 %.
Vanaf 1 januari 2017:
Zowel de exploitant van een inrichting waar maaltijden worden verbruikt als de traiteur die cateringdiensten verricht, moeten voor hun horecaprestaties een ticket uitreiken via een geregistreerd kassasysteem (GKS) wanneer de omzet, exclusief btw, uit het verstrekken van maaltijden voor verbruik ter plaatse meer bedraagt dan € 25.000 euro.
De fiscus laat nu weten dat btw-plichtigen die verplicht zijn voormeld GKS te gebruiken, of die dit vrijwillig gebruiken, vanaf 2017 geen gebruik meer kunnen maken van de regeling waarbij zij hun omzet forfaitair kunnen bepalen. Aangezien het gebruik van het GKS toelaat om het omzetcijfer nauwkeurig vast te stellen, is het niet langer verantwoord die omzet nog forfaitair vast te stellen
De zogenaamde speculatiebelasting in geval van verkoop van aandelen of van aandelen afgeleide producten binnen de 6 maanden, verdwijnt. Tegelijk wordt de beurstaks verhoogd. Aandelen en van aandelen afgeleide producten aankopen en verkopen wordt dus duurder. Maar de belasting op de meerwaarde verdwijnt.
De belastingkredieten (teruggave door fiscus) voor asielzoekers werden in 2016 afgeschaft. Asielzoekers zonder beroepsinkomsten kunnen dan ook niet langer genieten van een belastingkrediet voor kinderen ten laste.
In uitbreiding hiervan zullen andere fiscale voordelen worden gekoppeld aan een minimale verblijfsduur.
Het is een oude bekende in onze aangifte personenbelasting : de belastingvermindering voor energiebesparende maatregelen. De laatste jaren bestond zij enkel nog voor uitgaven voor dakisolatie. Uitgaven voor dakisolatie gedaan in 2016 genereren een belastingvermindering van 30% maar met een maximumbedrag van 3.070,00 euro per woning.
Vanaf 2017 verdwijnt deze belastingvermindering. Mogelijks komt er wel nog een overgangsregeling.
De revalorisatiecoëfficiënt voor kadastrale inkomens (K.I.) voor aanslagjaar 2017 (inkomstenjaar 2016) bedraagt 4,31. Voor het aanslagjaar 2016 bedroeg deze 4,23. De coëfficiënt stijgt ten opzichte van het voorgaande aanslagjaar.
De revalorisatiecoëfficiënt is onder andere van belang bij de taxatie van huurinkomsten die een bedrijfsleider geniet wanneer hij een gebouwd onroerend goed verhuurt aan de vennootschap waaraan hij verbonden is.
Hier leest u alles wat u als zelfstandige of KMO moet weten over belastingen.
Voor andere nuttige ondernemersinfo
raadpleeg hier het Unizo Kennisnet:
geef uw zoekterm in of zoek per thema
of trefwoord in onze databank.
Of contacteer Unizo Ondernemerslijn voor
een persoonlijk eerstelijns advies of een
nuttig contact.
Ons adviesteam staat voor u klaar!