Vandaag is de laatste dag van de tweedaagse werkgelegenheidsconferentie, een initiatief van federaal minister van Werk Dermagne en staatssecretaris voor Gendergelijkheid, Gelijke Kansen en Diversiteit Schlitz met als thema ‘Arbeidsmarktintegratie van personen van niet-EU-origine’. De sociale partners zoeken er samen naar oplossingen om meer mensen met een origine van buiten de EU aan het werk te krijgen in ons land. De werkgeversorganisaties benadrukten er het belang van een stimulerend beleid op gewestelijk en federaal niveau, want een geslaagde arbeidsmarktintegratie vraagt samenwerking tussen en over de beleidsniveaus heen.

De problematiek is duidelijk: de deelname van niet-EU-27-vreemdelingen aan onze arbeidsmarkt is zeer laag, zeker in vergelijking met de andere Europese landen. De werkzaamheidsgraad bij personen geboren buiten EU-27 met een leeftijd van 20 tot 64 jaar bedroeg in 2021 54% in België, terwijl de algemene tewerkstellingsgraad 72% bedroeg. Op gewestelijk niveau zijn duidelijke verschillen merkbaar: in het Vlaams gewest is de tewerkstelling van personen van niet-EU-origine 60%, Wallonië en Brussel hinken spijtig genoeg achterop met 49%. Mannen met een migratieachtergrond doen het in Vlaanderen goed met een tewerkstellingspercentage van 73% dat het Vlaamse (76%) benadert. Maar nog opvallender is de slechte arbeidsmarktparticipatie van vrouwen met een migratieachtergrond. Slechts 43% van de vrouwen met een niet-EU-27-achtergrond bevinden zich op de arbeidsmarkt.

Er is dus zeker nog werk aan de winkel om meer mensen met een migratieachtergrond aan het werk te krijgen, zeker gezien de huidige arbeidskrapte. Enerzijds moet mogelijke structurele, maatschappelijke discriminatie aangepakt worden, maar vooral het grote probleem van inactiviteit moet worden aangepakt. Daarvoor is vanuit alle beleidsniveaus gerichte actie nodig om de toegang tot de arbeidsmarkt te versterken en soms te verplichten. De werkgeversorganisaties betreuren dat de conferentie erg focust op de negatieve uitwassen en de werkgever die zou discrimineren, in plaats vanop de opportuniteiten die economische migratie ook biedt. “De minister lijkt de nadruk te leggen op de discriminerende rol van de werkgever. Dat is te betreuren aangezien het in geen enkele studie als belangrijkste oorzaak wordt aangestipt. Om tot oplossingen te komen, moeten we starten vanuit een correcte analyse en de probleempunten durven benoemen. Daarnaast moeten we ook durven kijken naar de grote toegevoegde waarde van detachering en economische migratie voor onze economie, en deze verder versterken”, aldus de werkgeversorganisaties.

Er zijn nog steeds teveel drempels die moeten worden weggewerkt.  Zo moet de taal voldoende gekend zijn en is ook de erkenning van buitenlandse diploma’s essentieel om de arbeidskansen te kunnen benutten. Een rigide arbeidsmarkt, die gekenmerkt wordt door een zeer geringe mobiliteit van insiders en die de opstap naar werk van de outsiders bemoeilijkt, wordt ook al jaren aangestipt als één van de hoofdredenen.  Ook de rol van het onderwijs, waar allochtone jongeren moeten worden klaargestoomd voor de arbeidsmarkt, is cruciaal.  Daarnaast spelen ook problematieken rond emancipatie en integratie mee. Zo is bijvoorbeeld maar liefst 66% van de vrouwen uit een niet EU-land huisvrouw. Het Belgisch gemiddelde is 28%. Tot slot kan ons land nog heel wat verbeteren op vlak van aantrekkelijkheid en toegankelijkheid voor buitenlandse werknemers, zoals ook aangestipt door de ‘Talent Attractiveness Indicators’ van de OESO.

De partners van de werkgeversbank lanceren een aantal voorstellen om de toegang tot de arbeidsmarkt te versnellen voor personen met niet-EU origine in ons land. De focus moet liggen op een outreachende aanpak waarbij we op andere manieren deze groepen moeten bereiken om ze nadien warm te maken om de stap richting de arbeidsmarkt te zetten. Ook is het nodig om er snellere toegang tot onze arbeidsmarkt te verlenen voor iedereen die legaal op het grondgebied verblijft. Van illegale tewerkstelling of regularisatie via werk kan geen sprake zijn. Er dient blijvend te worden geïnvesteerd in werkplekleren en taalopleidingen. Duidelijke en toegankelijke informatie is fundamenteel, zowel voor werkgevers als werknemers. Om meer mensen aan te moedigen aan de slag te gaan moet werken meer lonen en moet ook de interregionale arbeidsmobiliteit versterkt worden. Tenslotte pleiten de werkgevers ook om ondernemerschap te stimuleren en benadrukken ze de behoefte aan betaalbare, behoeftedekkende, kwaliteitsvolle en voldoende flexibele opvang voor kinderen, ouderen, zieken en personen met een handicap om zo meer mensen aan de slag te krijgen.