Onder deze omstandigheden in een krappe arbeidsmarkt mensen niet aanmoedigen om langer te werken is onuitlegbaar.”

Tegen de zomer wil de federale regering landen met de pensioenhervorming. Bevoegd minister Karine Lalieux voerde de voorbije maanden overlegrondes binnen de regering en heeft een plan van aanpak klaar. Er zou nu verder gewerkt worden op vier maatregelen. UNIZO heeft de indruk dat er geen echte visie over de toekomst van onze pensioenen achter schuilt en vreest dat de olifant uiteindelijk een muis zal baren. De federale regering dreigt een kans te missen om het pensioensysteem daadwerkelijk te veranderen. 

Met de vier maatregelen die nu circuleren gaan we echt geen antwoord bieden op de uitdagingen waar we voor staan, zoals het tekort op de arbeidsmarkt. Bovendien ondergraven ze de houdbaarheid van ons pensioenstelsel en schuiven we hele problematiek weer door naar een volgende regering. De volgende generatie zal de dupe worden”, zegt UNIZO-topman Danny Van Assche.

Ondernemersorganisatie UNIZO is dan ook zeer bezorgd over de uitkomst. De maatregelen zijn volledig gefocust op werknemers en doen niets om mensen te stimuleren om langer te werken. Danny Van Assche: “Eigenlijk wordt er niet aan een totaalvisie gewerkt, maar ligt de focus op een aantal randmaatregelen. Onze vrees is groot dat het bij wat gerommel in de marge zal blijven en dat de kans op een echte pensioenhervorming verkeken wordt.” 

Vier maatregelen

De eerste maatregel waarvan sprake, de pensioenbonus, komt neer op een bijkomende verhoging van het pensioen. Iedereen die vervroegd met pensioen gaat, maar dat niet doet krijgt een bonus. Daarmee geeft de overheid het signaal dat een vervroegd pensioen de norm is. In het verleden bleek dat deze maatregel eigenlijk niet aanmoedigt om effectief langer te werken, daarom werd hij in 2015 afgeschaft. Een breder debat over de organisatie van het einde van de loopbaan is noodzakelijk. 

Met de invoering van een deeltijds pensioen wil men bovendien nog een extra uittredemogelijkheid creëren. UNIZO ziet in de verste verte niet in hoe dit in een ruimere visie over de eindeloopbaan past, want het komt bovenop de bestaande mogelijkheden. We moeten zoeken naar een evenwicht tussen de individuele keuzevrijheid en flexibiliteit op het einde van de loopbaan (de mogelijkheid om vervroegd met pensioen te gaan of minder te gaan werken), met daartegenover ook een persoonlijke verantwoordelijkheid (de financiële gevolgen van de vervroegde uittrede mogen niet door de overheid gedragen worden). 

Het derde punt is een extra toegangsvoorwaarde voor het minimumpensioen. Vandaag krijgt men toegang tot het minimumpensioen na 30 jaar loopbaan. De regering herbevestigde simpelweg haar regeerakkoord: naast de loopbaanvoorwaarde van 30 jaar voeren we een bijkomende voorwaarde van een minimumaantal effectief gewerkte jaren in. UNIZO verwelkomt deze maatregel als een eerste stap om werken meer te laten doorwegen in de pensioenberekening, maar ten gronde verandert dit niets aan het feit dat de loopbaan van een werknemer gemiddeld voor 1/3 uit periodes van tijdskrediet, werkloosheid, ziekte, enzovoort bestaat. En ondanks de toegenomen mobiliteit tussen de stelsels, spreekt de regering nog altijd niet over een harmonisering van de toegangsvoorwaarden tot het minimumpensioen waardoor sommigen met een lange effectieve loopbaan toch geen minimumpensioen genieten. 

Tot slot wil de regering ook de ongelijkheden tussen man en vrouw wegwerken. Hoewel het duidelijk is dat er op dat punt een probleem bestaat, moeten we waakzaam zijn zodat de oplossing geen inactiviteitsvallen veroorzaakt. Bovendien is het belangrijk dat vooral de oorzaken aangepakt worden, zodat de maatregel op termijn overbodig wordt.

Nood aan ruimer plan

“Dit zijn alle vier maatregelen die focussen op de werknemers.  De andere stelsels, in het bijzonder dat van de ambtenaren, worden genegeerd. Er is een compleet gebrek aan totaalvisie”, aldus Danny Van Assche. 

UNIZO vraagt een ruim plan dat werkelijk bijdraagt tot een oplossing voor het tekort op de arbeidsmarkt en de financiële houdbaarheid van ons pensioenstelsel garandeert. Er is nood aan een pensioenstelsel dat iedereen aanmoedigt langer te blijven werken. Daarom moeten we naar een systeem waar flexibiliteit staat tegenover persoonlijke verantwoordelijkheid, waarin de werknemer, ambtenaar en zelfstandige de gevolgen draagt van de keuzes die ze maken. Daarmee wordt werken beter gewaardeerd worden dan niet-werken en vroegtijdig stoppen ontmoedigd. 

Danny Van Assche: “De betaalbaarheid van onze pensioenen staat onder druk. In 2021 bedroeg het Belgische structurele overheidstekort 4,6% van het BBP, wat overeenkomt met een bedrag van 23,1 miljard. In 2022 wordt het overheidstekort geraamd op 4,2% van het BBP. Slechts vier Eurolanden scoren slechter dan België. De studiecommissie voor de vergrijzing verwacht dat de pensioenuitgaven bij ongewijzigd evolueren van 10,5% van het BBP in 2019 naar 12,3% BBP in 2026 om in 2050 te stranden op 13,4% BBP. Dit betekent dat alleen al de pensioenuitgaven met meer dan 8,6 miljard zouden toenemen tegen 2025. Onder deze omstandigheden in een krappe arbeidsmarkt mensen niet aanmoedigen om langer te werken is onuitlegbaar.”