Christine Mussche is jurist en vennoot bij Van Steenbrugge Advocaten. Als gerenommeerd strafpleiter in zedenzaken kreeg ze de voorbije jaren een paar spraakmakende dossiers op haar bord, zoals die van Bart De Pauw, Jan Fabre en Roger Vangheluwe. Hoe staat zij als vrije beroeper in haar vak? En is de advocatuur in ons land überhaupt wel zo vrij? 

Tekst: Lucas Medaer – Foto’s: ID/Jonas Lampens

Christine Mussche heeft de gave zich van weinig iets aan te trekken. Krantencommentatoren en twittercritici raken haar koude kleren niet. “Ik scherm mijn wereld af”, kadert ze haar vermogen om aandacht te schenken aan de belangrijke zaken des levens en de triviale naast zich neer te leggen. Wat haar na bijna veertig jaar in de advocatuur wél nog altijd raakt, is onrecht. Spreekt ze over de zaken die ze heeft gepleit, dan spreekt ze vol vuur. Als een sneltrein die niet meer te stoppen valt. Toch had het niet veel gescheeld of Christine Mussche was nooit in de advocatuur beland.

De psychologische kant van het recht

“Mijn eerste studiekeuze was inderdaad regentaat lichamelijke opvoeding. Ik had in mijn jeugd namelijk altijd basketbal gespeeld. Daar heb ik met eigen ogen gezien hoe belangrijk een goede ondersteuning voor jonge mensen wel niet is. Daarom had ik initieel ook voor die opleiding gekozen: vanwege mijn voorliefde voor jonge mensen, die ik van mijn vader heb meegekregen. Hij was het die me altijd zei: ‘de jeugd, dat is de toekomst. Die moeten we koesteren.’ Dat is blijven hangen.” 

Toch zou Mussche, onder impuls van haar schoonbroer, uiteindelijk de overstap naar de universiteit maken. De keuze viel op Rechten. Maar ze benadert dat vakgebied wel vanuit een unieke invalshoek. Mussche staat er niet om te springen om een ander te veroordelen. Ze wil de ander in de eerste plaats begrijpen. Wat uiteraard niet betekent dat ze de feiten goedkeurt. “Ik ben gefascineerd door de vraag hoe we als mens functioneren. En waarom sommigen onder ons moeilijker functioneren dan anderen. Vooral dat psychologische aspect trekt mij aan in mijn job. Die zoektocht naar de genetische, biologische en omgevingsfactoren die gedrag verklaren, is extreem belangrijk vooraleer je iets kan beoordelen. Laat staan vooraleer je iemand kan veroordelen.”
“Net om die reden hebben we binnen ons kantoor een Forensic competence centre opgericht. Daarin zetelen onder meer psychiaters, psychologen, neurologen en sociologen. Aan hen leggen we onze moeilijkste cases voor. Op die manier kunnen we een beter beeld vormen van met wie we te maken hebben. Is iemand bijvoorbeeld genetisch beperkt? Als je dat in kaart kan brengen, ga je daar ook anders naar kijken.”

De evolutie van het zedenrecht

Meester Mussche focust zich vandaag vooral op geweldsdelicten en zedenzaken. In die laatste categorie zijn ook vaak jonge mensen slachtoffer. Is het haar voorliefde voor de jeugd die haar carrière op dat spoor gezet heeft? “Neen, dat is eerder toevallig gegroeid”, corrigeert ze. “De reden waarom ik bij zedenrecht terecht gekomen ben, is omdat we daar op de universiteit zo goed als niets over geleerd hebben. We wisten wat verkrachting was. We wisten wat aantasting van de seksuele integriteit was. Maar meer ook niet. Dus toen ik met de eerste verhalen van slachtoffers in aanraking kwam, was dat voor mij een volkomen vreemde wereld. Daarom ben ik toen opleidingen beginnen volgen. Zo heb ik een netwerk opgebouwd en vonden hulpverleners steeds vaker de weg naar mij. Maar ik heb daar nooit bewust voor gekozen. Dat is iets dat zich ontwikkeld heeft over de jaren heen.”

Je spreekt over een gebrek aan aandacht voor zedenzaken. Speelt dat nu nog altijd? Er wordt al langer geroepen dat de straffen voor pakweg verkrachting te laag liggen.
“Het seksuele strafrecht heeft de laatste decennia veel meer aandacht gekregen. Zo zijn er heel wat nieuwe misdrijven bijgekomen die vroeger niet strafbaar waren. Denk bijvoorbeeld aan voyeurisme. De maatschappij heeft dus zeker beseft dat zedendelicten veel vaker voorkomen dan initieel gedacht. Ook is er veel expertise gegroeid over hoe we best met die misdaden omgaan. Vroeger dacht men: straffen, straffen, straffen. Hoe harder, hoe liever. Vandaag weten we dat (preventieve) behandeling in bepaalde gevallen veel meer uithaalt. Jammer genoeg heerst er nog steeds een politieke onwil -zeker wanneer het over pedofilie gaat- om die inzichten te willen aanvaarden.”

Maakt jou dat kwaad?
“Ja, er zijn veel zaken in de politiek waar we het oneens over zijn. Maar een veiligere maatschappij? Is dat dan niet iets waar algehele consensus over zou moeten zijn? Ik word daar kwaad van. En pas op: ik begrijp dat pedofilie voor de burger de allerergste misdaad is die een mens kan begaan. Maar van beleidsmakers verwacht je iets anders. En als herhaaldelijk wetenschappelijk bewezen wordt dat de combinatie van repressieve en niet-repressieve maatregelen wérkt, dan snap ik niet welke politieke partij daar tegen kan zijn. Gelukkig bestaat er een organisatie zoals Stop it Now!, waarbij mensen met parafiele neigingen op een veilige manier hulp kunnen vragen. Zodat misdrijven vermeden kunnen worden.”

Compassie met Demir
“Wat niet goed begrepen wordt, is dat ik zowel voor slachtoffers als voor daders werk. Mijn inzet voor slachtoffers begrijpt iedereen, maar een dader bijstaan ligt voor de publieke opinie veel moeilijker. Men maakt de grote fout van te denken dat verdedigen betekent: ‘de feiten verdedigen’. Uiteraard niet. Nooit. En zeker niet als het gaat over zo’n zware vergrijpen. Verdedigen betekent in mijn functie: toelichten waar het schadelijke gedrag vandaan komt en welk traject we moeten uitwerken om ervoor te zorgen dat de dader in kwestie niet hervalt.”

Die kritiek komt van overal. Ook Vlaams justitieminister Zuhal Demir tackelde jou op Twitter toen je zei dat de verkrachter die je verdedigde ‘een normale jongen’ was. Hoe komt zoiets binnen?
“Niet.”

Niet? De hele juridische klasse stond nochtans op haar achterste poten.
“Ik heb inderdaad gemerkt dat mijn omgeving daar enorm kwaad van werd. Terwijl ik enkel dacht: ‘Die vrouw weet van niets.’ Zij heeft zich gebaseerd op een artikel waarin selectief uit mijn pleidooi geciteerd werd. Ik had tijdens dat pleidooi gezegd dat mijn cliënt tot de dag van de feiten een gewone jongen was die naar school ging en met niemand problemen had. Maar ik heb nooit beweerd dat hij ook na de feiten een doodgewone jongen is gebleven. En voor alle duidelijkheid: wij hebben de feiten nooit ontkend. We hebben schuldig gepleit. Ook de gerechtsdeskundigen waren het trouwens met onze expert eens dat het middelenmisbruik van mijn cliënt die dag mede tot het vergrijp heeft geleid. Dus het heeft geen zin om te zeggen: ‘Ik kan dat niet geloven’. Net dat is zo teleurstellend: dat een minister van Justitie zich voor haar oordeel over zo’n complexe zaak baseert op één slecht geschreven krantenartikel.”

De advocaat als vrije beroeper

De uithaal van Demir lijkt symptomatisch voor de polarisering van de samenleving die door sociale media opgepookt wordt. Dat lijkt nefast te zijn voor de advocatuur, waar volledige informatie noodzakelijk is om een genuanceerd beeld van een zaak op te kunnen hangen. Hoe vrij is het vrije beroep nog? Mussche: “De specificiteit die wij als advocaat nodig hebben in ons beroep, vraagt dat wij vrije beroeper zijn. We hebben bijvoorbeeld de vertrouwelijkheid van de briefwisseling. Dergelijke correspondentie kan niet gebruikt worden in een procedure en mag men niet aan derden doorspelen, zelfs niet aan de eigen cliënt. Op die manier wil men de vrijheid van gedachtewisseling tussen advocaten stimuleren. Zoiets bestaat in geen enkel ander beroep. De onafhankelijkheid die het statuut van het vrije beroep met zich meebrengt, is dus onontbeerlijk voor advocaten.”

En hoe vrij is een advocaat? In strafzaken gebeurt het wel dat er intimidatie plaatsvindt. Kijk maar naar wat Walter Van Steenbrugge onlangs overkwam. Er zou zogezegd een telefoongesprek geweest zijn tussen hem en een lid van een criminele organisatie. Walter zou daarin aan dat bendelid een instructie gegeven hebben, waardoor hij de facto zelf lid werd van die organisatie. Het Parket-generaal heeft dat pv toen opgevraagd bij het onderzoek in Brugge. Maar daar wist men van niets: zo’n pv bestond helemaal niet. En tóch heeft het Parket-generaal dat toen in de media gebracht. Gelukkig is Walter binnen de week van alle blaam gezuiverd en is hij door de raadkamer van Brugge buiten vervolging gesteld. Maar wij beschouwen die episode wel degelijk als een beschadigingsoperatie. Net daarom is het essentieel dat ‘advocaat’ in één adem wordt genoemd met ‘vrije beroeper’. Die vrijheid is essentieel om ons werk te kunnen doen.

Op 26 oktober neemt Christine Mussche tijdens de Dag van het Vrije Beroep deel aan panelgesprek in het Museum voor Natuurwetenschappen in Brussel.

Centraal staat de vraag: ‘Hoe vrij is het vrije beroep?’.

Ontdek het hele programma.