Afgelopen week had ik op een UNIZO-event een fijne babbel met een lokaal politicus. En het moet gezegd: een politicus met een boon voor ondernemers. Het gesprek ging over de vele uitdagingen waar ondernemers momenteel voor staan. Bij elk thema vroeg hij me: “Wat kunnen wij vanuit de politiek doen om dat te verhelpen?” Verschillende keren moest ik antwoorden met WEINIG tot NIETS. Waarop hij me telkens stomverbaasd aankeek. “Ja”, zei ik. “Politici moeten niet op alle niveaus alles willen oplossen. En naar mijn mening moeten we ook niet voor elk probleem naar de overheid kijken. En als het over ondernemers gaat: die zijn er vooral bij gebaat dat je het hen niet moeilijk(er) maakt.” 
 
Minstens zo belangrijk als de vraag wat de overheid moet doen, is dus de vraag wat ze niet moet doen. “Meen je dat echt”, zei hij? Ik probeerde mijn stelling voorzichtig te staven bij het zetten van vraagtekens bij het nut van het subsidiëren van alles en nog wat. 
 
Waarop hij zich verdedigde met succesvolle voorbeelden van steunmaatregelen en andere geslaagde subsidies, waartegen ik dan weer geen verweer had. Toen ik aanstalten maakte om te vertrekken, vroeg hij: “Kunnen we op korte termijn nog eens met elkaar spreken?” 
“Zeker”, zei ik, “waarover?” 
“Over ons nieuw lokale belastingreglement.”
“Toch weer geen verhoging”, polste ik al enigszins argwanend.
“Jawel”, verdedigde hij zich. “Je moet eens weten wat wij allemaal voor de mensen doen.”
“Tja”, zei ik. “Is dat nu net niet het probleem?”

Bart Lodewyckx
Gedelegeerd bestuurder UNIZO Limburg

reageer