De uitspraken van de topvrouw van Actiris in BRUZZ vorige week doen bij veel ondernemers de wenkbrauwen fronsen. “We moeten ook naar de werkgevers durven kijken. Ik vind dat er weinig over hen gesproken wordt in dit hele verhaal, want ook zij zijn een belangrijke speler om de werkgelegenheidsgraad verder op te krikken”, zo klonk het.

De grote uitdaging voor werkgevers in Brussel is net dat ze steeds moeilijker geschikte medewerkers vinden. Niet omdat ze niet willen aanwerven, integendeel. Ondernemers zijn op zoek naar versterking, naar meer slagkracht. Wie ooit iemand heeft aangeworven, weet dat dit een grote verantwoordelijkheid is. En wie ooit iemand heeft moeten ontslaan, weet dat dit niet lichtzinnig gebeurt.

Sinds de aankondiging van de federale regering over de beperking van de werkloosheid in de tijd stoten we in Brussel te vaak op fatalisme, terwijl er vooral nood is aan aanpassingen en concrete maatregelen om de Brusselse arbeidsmarkt klaar te stomen.

We moeten het debat ook breder durven trekken. Brussel heeft nood aan meer aantrekkelijke voorwaarden om te ondernemen. Meer werkgevers betekent ook meer kansen voor werkzoekenden. Maar de drempels voor werkgevers zijn bijzonder groot: hoge loonkosten, een kluwen aan administratie en een nijpend tekort aan goed opgeleide arbeidskrachten. Nochtans nemen ondernemers al veel verantwoordelijkheid: ze investeren in mensen, begeleiden op de werkvloer en dragen bij aan de sociale en economische groei van het gewest. UNIZO pleit daarom voor extra middelen voor opleiding op de werkvloer voor Actiris en VDAB, waar kennisoverdracht het meest efficiënt is.

Als grootste ondernemersorganisatie in Brussel & Vlaanderen reikt UNIZO graag de hand uit naar Actiris om samen naar oplossingen te zoeken. Maar samenwerking werkt alleen als die gebaseerd is op wederzijds respect. Als men met de vinger wijst naar werkgevers, zonder in eigen boezem te kijken, schiet niemand daar iets mee op. Actiris moet haar rol als arbeidsmarktregisseur ten volle opnemen: bemiddelen, begeleiden én waar nodig ook verantwoordelijk stellen..

“We gaan niemand verplichten om te gaan werken in Vlaanderen”, zegt Mevrouw Mancel verder. Maar zo eenvoudig mogen we het debat over arbeidsmobiliteit niet voeren. Het federale principe van de passende dienstbetrekking stelt duidelijk dat een jobaanbieding binnen een straal van 60 km van de woonplaats als passend wordt beschouwd, ongeacht de pendeltijd. Wie dan zegt dat we niemand kunnen of mogen stimuleren om buiten de gewestgrenzen te solliciteren, miskent het principe van actief zoeken naar werk. Zeker in een regio die het best ontsloten knooppunt van het land is. Quasi elke trein vanuit Antwerpen, Gent of Hasselt passeert langs de hoofdstad. Het idee dat een job in Vilvoorde, Zaventem of Leuven ‘onbereikbaar’ zou zijn voor Brusselse werkzoekenden, is achterhaald. Taal mag evenmin een struikelblok zijn: net daarom zet UNIZO in op het begeleiden van werkgevers rond diversiteit, waaronder ook meertaligheid op de werkvloer. Maar ook van werkzoekenden verwachten we dat ze inspanningen doen. We verwijzen naar o.a. de vrije capaciteit van NT2 bij de VDAB. Een geknipte opportuniteit voor werkzoekenden.

Het weigeren van een passende dienstbetrekking zonder geldige reden kan trouwens leiden tot sancties, waaronder het verlies van het recht op werkloosheidsuitkeringen.

We erkennen de kwetsbaarheid van jongeren en laaggeschoolden in het werkloosheidsdebat en delen de bezorgdheid van Actiris, daarom pleiten we voor doelgerichte acties zoals intensieve werkvloertrajecten en verplichte begeleiding vanaf dag één, waarbij scholen en ondernemers samenwerken om jongeren via praktijkgerichte trajecten weer aansluiting te geven op werk of opleiding.

Werkgevers zijn geen tegenstanders in het debat over werkgelegenheid. Ze zijn partners. Maar dan moeten ze ook als dusdanig behandeld worden.

Julie Huntz
Teamlead Brussels Gewest