Volgens recente cijfers van Statbel is de Belgische werkgelegenheidsgraad in het vierde kwartaal van 2022 gestegen tot 72,3 procent, zo liet minister van Werk en Economie Pierre-Yves Dermagne dit weekend weten. De minister klopt zich op de borst, want daarmee zou doelstelling van de regering om een werkgelegenheidsgraad van 80 procent te bereiken in 2030 binnen handbereik liggen, en dat allemaal dankzij de maatregelen van de arbeidsdeal.  UNIZO betreurt deze onterechte borstklopperij en beklemtoont de nood aan structurele hervormingen op de arbeidsmarkt. 

“We denken dat de minister zijn dromen voor werkelijkheid neemt”, zegt UNIZO-topman Danny Van Assche. "De werkzaamheidsgraad in België is de voorbije jaren inderdaad gestegen, net zoals in al onze buurlanden.  Volgens Minister Dermagne is de stijging in België te danken aan de maatregelen van de arbeidsdeal en moet het beste zelfs nog komen. Door meer flexibiliteit voor werknemers gaan we zowaar richting 80% in 2030. Ontstellend, want de maatregelen van de arbeidsdeal dragen niets bij aan de werkgelegenheidsgraad in ons land. Zij hebben vooral een impact op wie vandaag reeds werkt. We surfen mee op een algemene stijgende trend en de minister wil hiermee zijn non-beleid verkopen. Niemand gelooft in een lineaire stijging de volgende jaren.” 

De ondernemersorganisatie herhaalt haar vraag voor échte maatregelen om de werkzaamheidsgraad verder op te krikken. De belangrijkste aandachtspunten zijn het beperken van werkloosheid in de tijd en een sterkere degressiviteit van de uitkering. Wie werkt moet hiervoor meer beloond worden (making work pay), zoals nu op tafel ligt via de fiscale hervorming.  De combinatie arbeid samen met een uitkering dient breder mogelijk te worden. UNIZO is ook voorstander om via een asymmetrische aanpak een aangepast arbeidsmarktbeleid in de drie gewesten te kunnen voeren.
 

Regionale verschillen 

Sinds 2019 is de werkzaamheidsgraad in België met 1,6 procentpunt gestegen tot 72,1 (Q3 2022). We scoren daarmee nog steeds onder het Europees gemiddelde (75%) en zijn bij de slechtste leerlingen van de klas. Bovendien zijn de regionale verschillen enorm.  Vlaanderen komt stilaan in de buurt van de beoogde 80%, maar ook hier zijn extra maatregelen nodig. Brussel en Wallonië blijven hangen rond 66%.

 “Ook op regionaal niveau moeten extra maatregelen getroffen worden", stelt Danny Van Assche. "Zo is er nood aan meer en kwalitatieve kinderopvang alsook doelgericht onderwijs en (her)scholing voor werkzoekenden en niet-beroepsactieven. Daarnaast moeten we mensen aanmoedigen om ook buiten hun eigen provincie aan de slag te gaan, de zogenaamde interregionale mobiliteit. De 2 provincies met bij de hoogste werkzaamheidsgraden (Oost- en West-Vlaanderen) grenzen aan die met de laagste (Henegouwen). In deze provincies smeekt men om arbeidskrachten, en in de andere heeft men het grootste aantal werkzoekenden en inactieven. Onbegrijpelijk dat hier niet meer wordt op ingezet.”