Deze namiddag stemt De Kamer in principe de omzetting van de Europese garantierichtlijnen. De nieuwe wetgeving wordt normaal gezien op 1 juni 2022 van toepassing voor alle ondernemers die consumptiegoederen aan consumenten verkopen. UNIZO is tevreden dat de garantietermijn op twee jaar wordt gehouden voor alle goederen. Deze termijn is welgekend en zorgt voor de nodige duidelijkheid. Daartegenover staat wel dat de omkering van de bewijslast wordt verlengd van zes maanden naar twee jaar. UNIZO betreurt dit want hiermee verzwaart de regering de verplichtingen voor de lokale handelaars onnodig. 

De nieuwe wetgeving is volgens UNIZO nadelig voor de ondernemers.  De regering gaat verder dan Europa voorschrijft en verlengt de ‘omkering van bewijslast’ van een half jaar naar twee jaar. Dit principe is in het voordeel van de consument en houdt een vermoeden in dat een gebrek aan een product al aanwezig was op het moment van levering. Dat is een voorwaarde om recht te hebben op garantie.

Concreet betekent dit dat de ondernemer gedurende twee jaar  zal moeten bewijzen dat het gebrek veroorzaakt is door een verkeerd gebruik van de consument. Nu is dit zes maanden. De regering doet hiermee aan ‘goldplating’ want Europa schrijft 1 jaar voor. Ze gaan dus verder dan de Europese richtlijn.  

Voorbeelden zijn het loskomen van parket wegens een te vochtige ruimte, het beschadigen van vloer door foute poetsproducten of het defect van een wasmachine door systematisch te overladen*. In al deze gevallen is het ‘gebrek’ te wijten aan de consument. De ondernemer moet die bewijslast nu gedurende twee jaar dragen in plaats van zes maanden. Het voorbeeld van de wasmachine toont aan dat, hoe langer de consument het goed gebruikt hoe groter de kans is dat de schade er is gekomen door een verkeerd gebruik. Daarom moet de omkering van de  bewijslast beperkt zijn in tijd.

“Dit komt op de kap van onze lokale Belgische handelaars want de ondernemers zullen gedurende twee jaar moeten bewijzen dat het gebrek veroorzaakt is door een verkeerd gebruik van de consument, wat in realiteit onmogelijk is”, zegt gedelegeerd bestuurder Danny van Assche. “Onze regering zet het evenwicht tussen consument en onderneming niet alleen op de helling, ze gaat ook verder dan onze buurlanden. In Duitsland, Luxemburg en hoogstwaarschijnlijk ook in Nederland wordt er wél gekozen voor een omkering van de bewijslast van één jaar."

UNIZO benadrukt dat het de lokale ondernemer is die hieronder lijdt, niet de producent. Wanneer een aanbieder van een product wordt aangesproken door de consument onder de garantie, voorziet de wetgeving dat de eindverkoper zich in principe kan wenden tot de producent, het zogenaamde verhaalsrecht van de eindverkoper. "Dit verhaalrecht schiet echter tekort en kan maar zelden effectief worden uitgeoefend. De producent is bijvoorbeeld vaak in het buitenland gevestigd of de eindverkoper bevindt zich in een ondergeschikte positie ten aanzien van de veel machtigere producenten", stelt Danny Van Assche vast. 

UNIZO betreurt dat de verplichtingen voor de verkoper zullen verzwaren én dat het verhaalsrecht ongewijzigd wordt gelaten. Zo komt de finale verantwoordelijkheid in principe op de schouders van de eindverkoper terecht. Ondanks het feit dat de versterking van het verhaalsrecht één van de doelstellingen is van het federaal regeerakkoord, werd hier jammer genoeg nog geen wetgevend initiatief voor genomen.

*voorbeelden via Bouwunie en Nelectra

Meer weten? 

Contacteer UNIZO-woordvoerder Gerrit Budts
M 0479/73 28 93 - E-mail: gerrit.budts@unizo.be