Op 7 maart werden de sociale partners gevraagd advies uit te brengen over het voorontwerp van de arbeidsdeal. Na verschillende overlegrondes bleek het water tussen de werkgevers- en werknemersbank te diep om een unaniem advies te geven, en dus werd een verdeeld advies uitgesproken. Een bureaucratisch kluwen van verplichtingen, extra administratieve overlast en een absoluut wantrouwen ten opzichte van de ondernemingen maakten een unaniem advies onmogelijk.

Voor de werkgevers verenigd in de Nationale Arbeidsraad (NAR) is het cruciaal dat de finale arbeidsdeal bijdraagt tot het halen van een werkgelegenheidsgraad van 80%. Daarnaast moet er gestreefd worden naar meer flexibiliteit voor nachtwerk, dat in België, in tegenstelling tot onze buurlanden, al ingaat vanaf 20 u. Ten slotte is het belangrijk dat er gewerkt wordt aan een meer activerend ontslagrecht.

In het bijzonder liggen de bijkomende individuele vormingsverplichtingen moeilijk voor bedrijven, zeker omdat Belgische ondernemingen al twee tot drie keer meer investeren in vorming en opleiding dan het Europese gemiddelde. Het toekennen van een verplicht aantal vormingsdagen per werknemer per jaar is niet de oplossing. Het is het omgekeerde van een modern en motiverend loopbaanbeleid waar in functie van de noden van de werknemer en de onderneming een beslissing kan worden gemaakt. Bovendien veroorzaakt dat ontwerp voor ondernemingen een enorme bijkomende financiële kost in deze economisch moeilijke periode, waarin bedrijven zich al blauw betalen door de stijgende loonkosten en energieprijzen. Ten slotte breekt het vormingsrecht zoals nu beschreven in het voorontwerp in op het sectoraal overleg en de recentelijk gesloten sectorale CAO’s.

Hoewel de kiemen van bovenstaande elementen in het voorontwerp terug te vinden zijn, zitten de positieve noten onlosmakelijk verweven met een kluwen van bijkomende verplichtingen. De werkgevers zijn ervan overtuigd dat dit voor nog meer bureaucratie en extra administratieve overlast zal zorgen. Het getuigt finaal van een absoluut wantrouwen ten opzichte van de ondernemingen. Daarenboven is het voorontwerp doorspekt met extra drempels, waardoor de flexibiliteit die een onderneming nodig heeft in het gedrang komt.

Finaal ging voor de vakbondsbank het reeds zeer dirigistische ontwerp nog niet ver genoeg en werd er geen gehoor gegeven aan de vraag van de werkgevers om enerzijds meer rekening te houden met de haalbaarheid van de voorgestelde maatregelen en om anderzijds ook de efficiëntie van de arbeidsorganisatie in gedachten te houden.

In die context was het dan ook onmogelijk om tot een unaniem advies te komen en zat er niets anders op dan een verdeeld advies uit te brengen in de Nationale Arbeidsraad. Het zal nu aan de minister van Werk en de regering zijn om de arbeidsdeal te finaliseren. De werkgevers hopen dan ook dat de regering rekening zal houden met hun bekommernissen voor onze economie, onze ondernemingen én onze werknemers.