Er is geen koopkrachtcrisis in ons land. Dat blijkt uit cijfers die de Nationale Bank en het Federaal Planbureau de voorbije dagen publiceerden. Intussen betalen de bedrijven en de overheid de rekening. Volgens het Federaal Planbureau zal het overheidstekort in de periode 2023-2028 blijven schommelen rond de min 5 procent bbp en volgens de Nationale Bank zijn de uurloonkosten in 2022-2023 met 13% gestegen, terwijl dit in de buurlanden zo’n 8% bedraagt. "Onze economie verliest hierdoor aan concurrentiekracht", ziet UNIZO.

Eind 2023 zal de koopkracht van de Belgische gezinnen met 4% gestegen zijn ten opzichte van 2020. De consumptie door gezinnen, gecorrigeerd voor inflatie, zal met 12% stijgen in deze periode. Dat is deels te wijten aan een inhaalbeweging post-corona. “Tijdens de coronaperiode waren vele bedrijven, winkels, horeca en toeristische sectoren gesloten of werd een zeer beperkte dienstverlening aangeboden. Het is logisch dat daarna de consumptie weer is gestegen. Maar wat vooral opvalt is dat de consumptie in 2022 en 2023 stevig is blijven stijgen", merkt de ondernemersorganisatie op. Gemiddeld genomen is er dus geen koopkrachtcrisis in ons land, en vooral ondernemingen speelden daarin een sleutelrol door het betalen van automatische loonindexaties.

Belgische ondernemingen speelden door de automatische loonindexering ook een grotere rol in de ondersteuning van de koopkracht van gezinnen tijdens de energiecrisis in vergelijking met hun buitenlandse concurrenten. Als we de overheidssteun voor gezinnen in de periode 2021-2023 afzetten tegenover de gestegen loonmassa, dan weegt in België de loonmassa voor 85% door, in Duitsland is dit 82%, in Frankrijk 66% en in Nederland slechts 61%. De Belgische ondernemingen hebben de grootste steun geleverd. Gecombineerd met een ontspoorde begroting moeten we beseffen dat de economische groei die we nu zien, op de poef hebben gekocht.

Ondanks een ongezien hoge inflatie, hebben gezinnen gemiddeld méér koopkracht dan voor de crisis. Dat is vooral te wijten aan de automatische loonindexering, waarin we quasi uniek zijn in de wereld. In de privésector werd een uur arbeid in 2022 5% duurder, terwijl dat in de buurlanden Nederland, Frankrijk en Duitsland gemiddeld slechts 2,5% was. In 2023 gaat het om respectievelijk 8% en gemiddeld 5,5%. Een gecumuleerd groeiverschil in ons nadeel van ongeveer 5 procentpunt op twee jaar tijd. “De grote kloof die er al was met de buurlanden wordt dus alleen maar groter. We stevenen af op een problematische loonkosthandicap die de concurrentiekracht van Belgische ondernemingen aantast”, zegt Danny Van Assche, gedelegeerd bestuurder van UNIZO.

Duurzaamheidsindex

Om bokkensprongen in de loonindex in de toekomst te vermijden pleit UNIZO voor een duurzaamheidsindex. “Ons voorstel is om de gezondheidsindex als basis voor de berekening van de loonindexaties te hervormen naar een duurzaamheidsindex. In essentie willen we geïmporteerde inflatie uit het buitenland zo weinig mogelijk laten doorsijpelen in onze lonen. Fossiele brandstoffen zoals gas en huisbrandolie dus niet langer in de productenkorf opnemen. De inflatie en de energieprijzen mogen nu dan wel gedaald zijn, de stijging van de loonkost voor de ondernemers is wel voor altijd", besluit Danny van Assche.

Meer weten? 

Contacteer UNIZO-woordvoerder a.i. Chiel Sterckx

M 0472/41 45 67 - E-mail: chiel.sterckx@unizo.be