"Gemeenten krijgen nu meer mogelijkheden om hun handelskernen te verbeteren"
In opvolging van het plan ‘Werk aan de winkel’ keurde de Vlaamse regering op initiatief van ministers Jo Brouns en Zuhal Demir een geactualiseerd ‘Integraal Handelsvestigingsbeleid’ principieel goed. Dankzij deze aanpassing in de wetgeving staan steden en gemeenten in de toekomst sterker om zelf maatregelen te nemen voor een bedrijvige handelskern. Lokale besturen krijgen meer zeggenschap bij het verlenen van vergunningen, vooral in het beleid naar grootschalige perifere vestigingen. UNIZO reageert tevreden.

UNIZO trok in het verleden meermaals aan de alarmbel om een aanpassing door te voeren. "Er is dringend nood aan het versterken onze de handelskernen en een winkelshift waarmee we meer bedrijvigheid terug naar de kernen kunnen halen", zegt Danny Van Assche, gedelegeerd bestuurder van UNIZO.  "Als we in de toekomst nog een echte winkelbeleving in onze centra willen, moeten we stoppen met aan de lopende band grote winkelcentra in de periferie toe te laten."

De globale cijfers van het aantal leegstaande winkelpanden nemen sinds 2008 almaar toe, van 5,1% tot 11,6% in 2021. Volgens het meest recente leegstandrapport van Locatus zien we in 2021 een, weliswaar lichte, daling. We zien echter nog altijd een relatief grote leegstand van panden in de kernen en hoofdwinkelgebieden, met percentages variërend tussen  11 % en 17,9 %.  Voor de binnenstad en de hoofdwinkelgebieden is er zelfs een lichte stijging ten opzichte van 2020. Tegelijkertijd blijft de rush op de periferie voortduren. 2019 was het meest actieve jaar in de geschiedenis, met maar liefst 220.000 m² aan nieuwe baanwinkels die de deuren openden. Gemiddeld komt er jaarlijks zo’n 80.000 m² bij. Op korte termijn zit nog eens 315.000 m² in de pijplijn.

“Gemeenten hadden tot nu onvoldoende instrumenten om kernversterkend beleid te voeren en detailhandel buiten de kernen in goede banen te leiden", benadrukt Danny Van Assche van UNIZO. "Dankzij deze aangepaste wetgeving kunnen lokale besturen zelf aan de slag om in te grijpen in de wildgroei aan grote winkelcentra in de periferie."

Aanpassingen in integraal handelsvestigingsbeleid maken groot verschil

Door de aanpassingen in het decreet wordt de definitie van een kleinhandelsbedrijf aangepast. Niet alleen louter detailhandel, verkoop aan particulieren dus, maar ook mengvormen en maakwinkels vallen hier nu onder. Gezien de versmelting tussen handel, productie, horeca en diensten is het een goede zaak om nieuwe ondernemingsvormen te integreren in de bedrijvige kernen.  Zo moet een boekenwinkel die ook een koffiehoek aanbiedt of een juwelier die ook over een ambachtelijk atelier beschikt in de toekomst maar één vergunning aanvragen. Tot nu zijn hier twee aparte vergunningen voor nodig.

Ook voor het beleid rond grootschalige perifere detailhandel zijn een aantal belangrijke wijzigingen doorgevoerd. Zo wordt een vergunningsplicht ingevoerd voor de opsplitsing van kleinhandelsbedrijven boven de 400 m², waardoor het moeilijker wordt om grootschalige oppervlaktes te wijzigen in een shoppingcentrum met kleinschalige winkels.

Zeker positief is de opsplitsing van de huidige vierde categorie van kleinhandel - "Andere producten" -  (naast de categorieën voeding, persoonsgebonden goederen en plant en dier) in drie aparte subcategorieën. Zo wordt er een onderscheid gemaakt tussen verkoop van vervoers-en transportmiddelenverkoop van andere volumineuze goederen en verkoop van andere niet-volumineuze goederen. In de toekomst kan een gemeente daardoor via vergunningen gemakkelijker sturen tussen kern-gebonden en niet-kern-gebonden assortimenten. Garages hebben meestal ook nog een atelier voor herstellingen en hebben voor de beide activiteiten ruimte nodig. Volumineuze detailhandel zoals meubelwinkels en  groot-elektro kunnen eerder vergund worden in de periferie; terwijl bijvoorbeeld boekhandels en accessoires voor binnenhuisinrichting bij de niet-volumineuze categorie thuishoren en het beste in de kern een plek kunnen vinden.

UNIZO betreurt dat "fabrieksverkopen" op bedrijventerreinen mogelijk blijven

UNIZO betreurt intussen wel dat de vrijstellingsregel voor kleinhandel op bedrijventerreinen niet wordt geschrapt of ingeperkt, waardoor het nog altijd mogelijk blijft om tijdelijk concurrentiële ‘fabrieksverkopen’ te organiseren. En dit dus op plaatsen waar detailhandel niet is toegestaan. "Het is belangrijk dat panden op bedrijventerreinen voorbehouden blijven voor een invulling met bedrijven die niet in de kernen passen. Een sporadische invulling met detailhandel kan dit blijvend hypothekeren", wijst Danny Van Assche op de risico's.

De uitbreiding van de handhavingsbevoegdheid naar de lokale besturen, gemeenten en intercommunales is volgens UNIZO dan weer een goede zaak. De handhaving op gewestelijk niveau was tot nu toe immers bijna onbestaande. Gezien de gemeenten in de meeste gevallen de uiteindelijke vergunningverlener zijn, zullen zij ook de handhaving beter kunnen organiseren.

UNIZO roept lokale besturen op nieuw gecreëerde kansen te benutten

UNIZO is zeer tevreden met de aanpassingen en hoopt dat dit voorontwerp van decreet snel wordt omgezet in wetgeving.  Zo kunnen de gemeenten deze autonomie gebruiken om werk te maken van een eigen detailhandelsbeleid. “Met dit decreet wordt een belangrijke horde genomen om de broodnodige winkelshift te organiseren, waar kernversterking op de eerste plaats staat en waar perifere detailhandel enkel nog op specifieke locaties en met een specifieke invulling toegestaan wordt. We roepen de lokale besturen op om gebruik te maken van deze kans", besluit Danny Van Assche.
 

Meer weten? 

Contacteer UNIZO-woordvoerder Gerrit Budts
M 0479/73 28 93 - E-mail: gerrit.budts@unizo.be