1. DRIELUIK IN DE HERVORMING VAN DE LOONINDEXERING

UNIZO vraagt om in drie stappen tot een hervorming van de loonindexering te komen :

  • Sociaal gecorrigeerde indexsprong in 2023
  • Beslissing interprofessionele sociale partners over wat er met de loonindexering in 2024 dient te gebeuren
  • Loonindexering via nieuw systeem van de duurzaamheidsindex

Nu alle werknemers eind januari hun loonindexering zullen ontvangen hebben vraagt UNIZO om tot en met 1/1/2024 de brutolonen niet meer te verhogen door een automatische loonindexering.  De verschuldigde loonindexering over deze periode moet bevroren worden en dus niet uitbetaald worden door de werkgevers.  Volgens de inflatievooruitzichten van het Federaal Planbureau van 8 november 2022 zal de spilindex in 2023 één keer overschreden worden, namelijk in mei 2023. Voor werknemers in paritair comité 200 wordt een loonindexatie van 3,2% voorspeld  in januari 2024.

Een mogelijke sociale correctie voor de indexsprong kan volgens Unizo in de vorm van een verhoging van de belastingvrije som.  Ook kunnen steunmaatregelen ter compensatie van hogere energieprijzen, zoals sociale energietarieven en energiecheques veel gerichter worden ingezet. Bijvoorbeeld enkel voor gezinnen die het effectief nodig hebben.

De interprofessionele sociale partners moeten volgens UNIZO dan begin 2024 beslissen of er terug een gedeeltelijke of volledige loonindexering komt.  

Op middellange termijn vraagt UNIZO een hervorming van de (afgevlakte) gezondheidsindex als basis voor de berekening van loonindexaties. UNIZO denkt hierbij aan een duurzaamheidsindex waarbij fossiele brandstoffen zoals gas, huisbrandolie en vaste brandstoffen (hout) niet langer in de productenkorf worden opgenomen. Ondernemers en kmo’s draaien vandaag twee keer op voor de gestegen energiekosten: via duurdere productie of dienstverlening en via hogere loonkosten. Geïmporteerde energie-inflatie wordt op die manier twee keer verhaald op ondernemingen. 

2. WAAROM DEZE WIJZIGINGEN NOODZAKELIJK ZIJN

Deze wijzigingen zijn noodzakelijk omdat bij verderzetting van de huidige loonindexering de loonkosten van onze bedrijven volledig zullen ontsporen.  Daarnaast is er bij de consument geen koopkrachtcrisis, maar een stijging van het reële beschikbare inkomen over de periode 2022-2023 met 2,7 %.

2.1. ONTSPORING VAN DE LOONKOSTEN

  • Ten opzichte van de buurlanden Nederland, Frankrijk en Duitsland bouwen we een nieuwe loonkostenhandicap op. Uit het Technisch Verslag van de CRB blijkt dat de loonkosten per uur in de Belgische privésector 5,7% sneller stijgen in 2022-2024 dan in deze buurlanden (louter rekening houdend met de automatische indexering).
  • De loonkosten van Belgische werkgevers stijgen veel sneller dan die van hun Europese concurrenten. Volgens de laatste vooruitzichten van de Europese Commissie (november 2022) gaat het om een stijging van +15% per werknemer in de periode 2022-2023 (totale economie).. Werkgevers in paritair comité 200 worden geconfronteerd met een loonindexatie van +11,06%  in januari 2023. Dat is evenveel als de vorige acht indexaties bij elkaar opgeteld (2015-2022). 

Evolutie loonkost per werknemer in 2022-2023, nominaal (balk) en reëel (lijn)

Mechanismen/timing om lonen te indexeren in de Belgische privésector

2.2. ER IS GEEN KOOPKRACHTCRISIS

Volgens de Economische Vooruitzichten van de Nationale Bank van België, gepubliceerd op 19 december 2022, zal het reëel beschikbare inkomen van Belgische particulieren in de periode 2022-2023 stijgen met 2,7%. In 2022 is er een lichte daling van -0,4%, maar in 2023 noteren we een stijging van 3,1%. Het is beter om deze twee jaren tezamen te bekijken, aangezien 40% van de werknemers in de private sector hun brutoloon op jaarbasis (in januari) geïndexeerd ziet. 

De automatische loonindexering beschermt dus in belangrijke mate de koopkracht. Daarnaast zijn er ook tal van steunmaatregelen gelanceerd ter compensatie van bijvoorbeeld de gestegen energiekosten (gas, elektriciteit, stookolie). Over de periode 2023-2025 stijgt het reëel beschikbaar inkomen van Belgische particulieren met 6,3%, terwijl dit in de eurozone slechts 2,2% bedraagt.

1 Volgens de inflatievooruitzichten van het Federaal Planbureau van 8 november 2022.
2 Volgens de inflatievooruitzichten van het Federaal Planbureau van december 2022.