UNIZO is niet te spreken over het voorstel van minister van Pensioenen Karine Lalieux om werkgevers te beboeten als ze te weinig 60-plussers in dienst nemen. “Hier gaan we weer. In plaats van te investeren in bemiddeling, sensibilisering, vorming en opvolging kiest de PS voor boetes voor werkgevers. Dat is de wereld op zijn kop. De uitdaging om zestigplussers actief te houden of te krijgen op de arbeidsmarkt vraagt een stimulerend en intersectoraal beleid, geen boetesysteem”, zegt UNIZO-topman Danny Van Assche. 

UNIZO is al lang pleitbezorger om meer 60-plussers in te zetten op de werkvloer, zeker gelet op het huidige tekort op de arbeidsmark. De ondernemersorganisatie steunt ten volle het argument dat een hogere werkzaamheidsgraad de beste manier om de pensioenen betaalbaar te houden. Maar werkgevers beboeten is hiervoor niet de oplossing. Wel moet werken meer lonen. UNIZO kijkt hiervoor naar de langverwachte fiscale hervorming. De arbeidsbemiddelaars moeten ook beter samenwerken en bij werkzoekenden die mordicus weigeren om aan de slag te gaan, moeten we overgaan tot sanctionering of zelfs uitsluiting uit de werkloosheid. UNIZO roept de federale regering daarom op om ook dat kader aan te passen, zodat iedereen zowel actief als passief beschikbaar is voor onze arbeidsmarkt en dus ook een gelijke bemiddeling krijgt. 

In Vlaanderen hebben de sociale partners hier al concreet stappen voor gezet. Danny Van Assche: “Vroeger stoppen met werken mag niet meer gestimuleerd worden en werkgevers moeten aangemoedigd worden om met ervaren werknemers in zee te gaan. Daarom dient er een ‘actieplan 60-plus’ te komen waarin de drempels om oudere werknemers aan te werven worden aangepakt.” 

Vorming en opleiding blijven daarbij cruciaal. UNIZO heeft zelf een aantal voorstellen klaar. De ondernemersorganisatie vraagt om de IBO en de beroepsinlevingsstage bewust meer in te zetten in de activering van 60-plussers. Op die manier ontdekken werkgevers de meerwaarde van ervaren werknemers.  Om tot een hoge tewerkstellingsgraad te komen bij ouderen moet ook meer aandacht gaan naar intersectorale arbeidsmobiliteit. Wie een bepaalde job niet meer kan uitoefenen, kan zijn competenties wellicht toepassen in een andere sector. Denk bijvoorbeeld aan het tekort aan leerkrachten. Twee derde van de zestigplussers is niet meer aan het werk, terwijl ze vaak beschikken over een ruime praktijkervaring die kan worden gebruikt in het onderwijs.  De Vlaamse sociale partners zijn hier al actief mee bezig, en hebben daarvoor niet moeten wachten op de agressieve voorstellen van de minister van Pensioenen.

Boetesysteem is niet de oplossing

UNIZO verwerpt het voorstel om te werken met een boetesysteem voor werkgevers. “In welke wereld leven de politici die dit voorstellen? Ondernemers slagen er momenteel niet in om hun vacatures ingevuld te krijgen maar zouden worden bestraft als er een statistiek niet klopt. Een vervroegde uittrede uit de arbeidsmarkt is blijkbaar enkel en alleen de schuld van de individuele werkgevers, terwijl het beleid dit op dit moment nog teveel aanmoedigt. In het regeerakkoord staat duidelijk de ambitie om langer werken lonender te maken. De voorstellen van de minister doen het tegendeel: ze wil de bonus beperken of plafonneren voor wie na de wettelijke pensioenleeftijd werkt of een hoog pensioen geniet”, aldus Danny Van Assche.  De minister wil een speciaal fonds oprichten  om naargelang de sector bedrijven die tekortschieten te beboeten. UNIZO vreest dat het fonds zal dienen om de vervroegde uittrede zelfs nog verder aan te moedigen.

De andere voorstellen van minister Lalieux voor de pensioenhervorming zijn voor UNIZO deels hoopgevend, maar ook verontrustend.  Hoopgevend is dat een aantal heilige huisjes binnen het ambtenarenpensioen bespreekbaar worden.  UNIZO is vooral bezorgd dat dit op erg beperkende manier gebeurt, meestal gericht op het aftoppen van de voordelen voor de hoogste pensioenen.

“We zijn ervan overtuigd dat ook het ambtenarenpensioen volwaardig mee in de pensioenhervorming betrokken moet worden, maar dan moet het stelsel in zijn geheel bekeken kunnen worden”, besluit Danny Van Assche.