Wat was de probleemsituatie en welke groep ondernemers had er last van?

In België worden minimumlonen niet bepaald door de wet, maar vastgelegd in cao’s gesloten in de paritaire comités. Een absolute ondergrens voor een minimumloon is het gemiddeld gewaarborgd minimummaandinkomen (GGMMI) van de Nationale Arbeidsraad, ook wel het interprofessioneel minimumloon genoemd. Een stijging van dat interprofessioneel minimumloon was een onderdeel van het nieuwe interprofessioneel akkoord onder sociale partners. Het huidige interprofessioneel minimumloon per maand in brutotermen bedraagt 1995 euro. In een eerste fase werd op 1 april 2022 het interprofessioneel minimumloon op één bedrag gebracht en verhoogd met 76,28 euro bruto. Op 1 april 2024 en 1 april 2026 wordt het GGMMI telkens nog eens verhoogd met 35 euro bruto (geïndexeerd). Net zoals voorheen blijft het GGMMI onderhevig aan indexering.

Jobs die betaald worden aan een minimumloon zijn meestal jobs voor kortgeschoolden, met een beperkte productiviteit en toegevoegde waarde. Bovendien komen deze jobs relatief vaak voor in sectoren die het zelf al moeilijk hebben om te overleven en disproportioneel getroffen zijn door de coronacrisis (bijv. horeca, personenvervoer). De werkgever heeft dus amper marge om loonsverhogingen toe te kennen. De kostprijs van deze banen optrekken kan dus tot jobverlies leiden. Heel wat kortgeschoolden en kansengroepen zullen hierdoor hun werk verliezen.

Wat deed UNIZO? 

UNIZO heeft een zo maximaal mogelijke compensatie voor de stijging van de loonkost gerealiseerd. De sociale partners herhalen hun eerder akkoord uit 2021 waarbij ze afspraken dat de minimumlonen stapsgewijs stijgen. De 2e stap zal ingaan op 1 april 2024. Daarin zullen de minimumlonen met 35 euro bruto stijgen (geïndexeerd). De werkgevers genieten van een compensatie via de structurele RSZ-vermindering die wordt toegepast op het deel boven de loonnorm zodat deze laaggeschoolde jobs niet door stijgende kosten dreigen te verdwijnen. Op deze manier wordt werken lonender, en krijgen werkgevers een structurele loonlastenvermindering.

Wat is het uiteindelijke resultaat, op welke manier heeft die groep ondernemers daar baat bij gehad?

Die compensatie komt er in de vorm van een zeer lage loongrens, waardoor werkgevers een structurele bijdragevermindering zullen krijgen voor werknemers met zeer lage lonen (bovenop de bestaande vermindering voor lage lonen). Deze bijdragevermindering compenseert zowel voor de stijging van de salariskost als voor de stijging van de patronale bijdragen als gevolg van de verhoging van het interprofessioneel minimumloon.

De zeer lage loongrens wordt geïndexeerd, zodat de compensatie geen eindig verhaal is. Voor de geplande stijgingen van het interprofessioneel minimumloon in 2024 en 2026 zullen werkgevers gecompenseerd worden voor de loonkoststijging bovenop de (door de sociale partners vastgelegde) loonnorm.

Moeten er nog verdere stappen genomen worden?

UNIZO zal toezien op een tijdige invoering van de zeer lage loongrens en voor een gepaste werkgeverscompensatie bij de volgende stijging in 2026.